De afdaling
En toen was het avond, we liepen zwijgend
vol van vuur, betoverd,
door de afdaling.
Het was donker, alhoewel,
pikzwart was het,
er klopte iets in mijn borst,
pulseerde, joeg mijn hart aan,
blies mij adem in.
Je draaide,
als een universum was je,
en je sprak precies de woorden,
die ik had verwacht.
Ik omhelsde je,
dronk van de sterren.
Jouw gelaat, glanzend,
scheen mij onbeschrijflijk toe.
Uit: “Het universum dat ook liefde was.“
P. van Halteren, 1984